Jules Van Nuffel werd op 21 maart 1883 geboren in de ouderlijke woning aan de Lindelei te Hemiksem als tweede zoon van Eugeen Van Nuffel en Maria Vermylen. Na Jules zouden nog twee jongere broers volgen.

Jules als kind

Jules groeide op in een muziekminnend en strijdend katholieke omgeving. Moeder bracht de jongens de eerste noties van notenleer en piano bij. Dokter Eugeen Van Nuffel, die later ook burgemeester zou worden van Hemiksem, speelde voortreffelijk piano en harmonium. Bij Jules werd al zeer snel op deze instrumenten een uitzonderlijke muzikale aanleg waargenomen, en hij mocht als kind ook zijn gang al gaan op het kerkorgel van het dorp.

Van 1892 tot 1903 liep Jules school aan het Kleinseminarie te Mechelen. Zijn muzikaal talent ging ook daar niet onopgemerkt voorbij. Hij leerde viool en orgel spelen, en werd in 1898 benoemd tot organist in het kleinseminarie. Hij liet zich intussen ook kennen als een temperamentvolle jongeman, die tijdens de vakantie verwoed ging koersen met de fiets.

Geroepen tot het priesterschap, vatte Jules in 1903 de studies aan in het Grootseminarie van Mechelen. Zijn muzikale vorming werd verdergezet met pedagogen als Oscar Depuydt en Aloys Desmet, die hem verder inwijdden in de geheimen van de harmonie, het contrapunt, de compositie en de techniek van het orgel. Hij werd opgemerkt door Edgar Tinel, en zette zijn eerste stappen als dirigent van het studentenkoor. De eerste composities dateren ook van deze tijd.

De jonge priester, 1907

Van Nuffel ontwikkelde door zelfstudie zijn algemene muziekkennis en kreeg grote belangstelling voor de kerkmuziek. Onder de sterke invloed van de pauselijke encycliek Motu Proprio maakte hij het tot zijn levensdoel om de deugdelijk uitgevoerde gewijde muziek te bevorderen.

Op 25 mei 1907 werd Jules Van Nuffel door kardinaal Mercier tot priester gewijd. Hij werd aangesteld als leraar muziek in het kleinseminarie, maar kreeg ook de toelating om lessen te volgen in het Mechels Interdiocesaan Instituut voor Kerkmuziek, beter bekend onder de naam Lemmensinstituut. Van meetafaan was duidelijk dat Van Nuffel’s talent ten dienste zou gesteld worden van de Kerk en dat hem een muzikale loopbaan zou verzekerd worden. De jonge priester-leraar zette in deze jaren zijn muzikale zelfstudie verder, schreef artikelen, en werkte aan composities.

Op 26 juli 1916, tijdens de Duitse bezetting, voerde een studentenkoor onder leiding van Van Nuffel in de Sint-Romboutskathedraal de door hem onlangs getoondichte psalm Super flumina Babylonis uit. De tekst en de muzikale inkleding vertolkte zeer treffend de gedrukte en opstandige stemming van de bevolking. De bijval was enorm, en legde de basis voor de oprichting van het Sint-Romboutskoor dat onder Van Nuffel’s leiding werd geplaatst. In 1918 volgde de aanstelling van Jules Van Nuffel tot directeur van het Lemmensinstituut.

Het Sint-Romboutskoor en zijn dirigent ontwikkelden grote naam en faam in het interbellum. Zij werden steevast uitgenodigd voor de opluistering van de kerkelijke plechtigheden aan het Koninklijk Hof. Het koor maakte buitenlandse concertreizen, waarvan de grote reis naar Italië in 1934, met een optreden in aanwezigheid van de paus, een ware triomftocht werd.

Begroeting van het koningspaar, december 1934

Met dit machtig koor als instrument kon Van Nuffel zijn ideeën uitdragen betreffende de uitvoering van de kerkmuziek, en met name de vertolking van het Gregoriaans en de polyfonie. De grootste composities van Van Nuffel zoals de psalmen en het Te Deum, kwamen ook in deze periode tot stand en werden geschreven met de mogelijkheden van een groot kathedraalkoor in het achterhoofd.

Ook het Lemmensinstituut groeide en bloeide onder het directeurschap van Jules Van Nuffel tot een muziekhogeschool met internationale faam. De beste leerlingen, zoals Henri Durieux, Marinus de Jong, Flor Peeters of Staf Nees vervoegden het lerarenkorps.

Al die tijd werd de wetenschappelijke arbeid niet verwaarloosd. Van Nuffel werd hoofdredacteur van het tijdschrift Musica Sacra, en schreef talloze artikelen waarin hij zijn opvattingen verdedigde over het muziekonderwijs en de liturgische zang.

Samen met Georges Van Doorslaer en Charles Van den Borren zette hij het project op om de werken van de zestiende-eeuwse Mechelse polyfonist Philippus De Monte op te sporen en te publiceren. In 1933 werd de inmiddels tot kanunnik benoemde Van Nuffel ook aangesteld als lector in de muziekgeschiedenis aan de Leuvense universiteit. Zijn lessen, opgeluisterd met fonoplaten en piano, waren bij de studenten zeer populair, en daar werd ook de kiem gelegd voor de oprichting van een opleiding musicologie aan de universiteit.

tekening door kan. Misonne

Jules Van Nuffel heeft ten volle geleefd en stelde zijn talenten overal ter beschikking. Hij was veeleisend voor anderen maar ook voor zichzelf, en dit ging ten koste van zijn gezondheid. Zijn scheppende arbeid nam geleidelijk af. Tijdens de tweede wereldoorlog gaf hij nog leiding aan het project van de Nova Organi Harmonia waarbij orgelbeleidingen werden geschreven bij gregoriaanse zangen. De bevrijding inspireerde hem tot een groots Te Deum waarvan hij hoopte dat het bij de terugkeer van de Koning zou worden uitgevoerd. De politieke situatie van het land verhinderde echter deze terugkeer, en het Te Deum kreeg zijn feestelijke uitvoering ter gelegenheid van de grootse hulde die in Mechelen werd georganiseerd op 19 mei 1946 naar aanleiding van de dertigste verjaardag van het Sint-Romboutskoor.

Bij die laatste gelegenheid verkreeg Van Nuffel van kardinaal Van Roey de kerkelijke eretitel van Geheim Kamerheer van de Paus en mocht hij voortaan als Monseigneur worden aangesproken.

Na een beroerte werd Mgr. Van Nuffel in augustus 1952 opgenomen in het Sint-Augustinusziekenhuis te Wilrijk waar hij op 25 juni 1953 zachtjes is overleden. Het overlijden was voorpaginanieuws, en voor de plechtige uitvaart werd de Sint-Romboutskathedraal gevuld met hoogwaardigheidsbekleders en talloze sympatisanten. Jules Van Nuffel werd tussen zijn ouders begraven op het gemeentelijk kerkhof van Hemiksem.

In overeenstemming met de levensmissie om de kerkmuziek te bevorderen en te moderniseren, beperkt de muzikale nalatenschap van Van Nuffel zich, op enkele uitzonderingen na, tot vocaal religieus werk met of zonder orgelbegeleiding. Sommige werken werden door anderen, waaronder zijn goede vriend Theodor Rehmann, georkestreerd.

De muziek van Van Nuffel blijft verrassend modern klinken. De toondichter zocht naar treffende harmonieën en kleureffecten om de tekst te kunnen voordragen. De werken getuigen van de diepe en sterke bewogenheid van de kunstenaar. Men heeft er invloeden in teruggevonden van het Gregoriaans, van Bruckner, Wagner, Debussy,… maar steeds dienen critici te erkennen dat de muziek zeer oorspronkelijk én herkenbaar is.

Was de componist niet zo opgeslorpt geweest door de volle actie van de school, het koor en de wetenschap, hij zou een groter oeuvre hebben kunnen nalaten. Uitvoeringen en opnames van zijn meest indrukwekkende werken – de psalmen – blijven thans nog steeds relatief zeldzaam; zij vereisen een machtig koor, een gedreven dirigent, een bekwaam organist én grootse kerkgewelven om tot hun volle recht te komen. Dankzij enkele gelukkige initiatieven bestaan er inmiddels enkele cd-uitgaven met voortreffelijke uitvoeringen van de belangrijkste werken. Van Nuffel liet ook vele kleine parels na die bij koren en luisteraars populair blijven, zoals het ontroerende Marialied O keer’ din’ ooghen, het Kerstlied-Vredelied dat tijdens de eerste wereldoorlog werd geschreven, of de koorbewerkingen van oud-Vlaamse kerstliederen.

Jules Van Nuffel was tijdens zijn leven een beroemdheid in katholiek-culturele middens in België. De herinnering aan deze persoonlijkheid verdween geleidelijk met de ontkerkelijking van de volgende generaties. Maar zijn toondichterschap is overeind gebleven en weet steeds nieuwe toehoorders te begeesteren.


Voor deze korte biografische schets werd geput uit het boek dat Eugeen Van Nuffel in 1967 over zijn oudere broer schreef, getiteld “Mgr Jules Van Nuffel 1883-1953 – Herinneringen, getuigenissen en documenten”.

Voor verdere biografische documentatie zie ook Nele Van Espen, “Muziek verzacht de zeden? Jules Van Nuffel (1883-1953), schepper van liturgische schoonheid”, licentiaatsverhandeling moderne geschiedenis, KUL 2006.